De afgestudeerde past brede instrumentele vaardigheden en kennis vakmatig toe in het werk.

De afgestudeerde:
1.  beheerst het dansvak en kan vanuit een internationale danswoordenschat de klassieke syllabus overdragen. 
2.  beschikt over een breed spectrum aan pedagogische en didactische kennis en vaardigheden binnen de context van het klassiek ballet onderwijs.
3.  past in het didactisch handelen kennis van (vak)didactiek, psychologie, pedagogiek en onderwijskunde adequaat per doelgroep toe en brengt hiermee een veilige en krachtige leeromgeving tot stand.                                                    
4.  realiseert gedifferentieerde en gepersonaliseerde leerprocessen voor de doorgaande ontwikkeling van individuele leerlingen en hun mogelijkheden.
5.  begeleidt, toetst en beoordeelt de ontwikkeling en voortgang van de leerlingen op verantwoorde wijze.  
6.  is goed op de hoogte van hoe dansers een gezonde levensstijl in stand kunnen houden, zorgt goed voor de eigen mentale en fysieke gesteldheid en draagt dit in de lespraktijk over aan anderen.
7.  toont aan in de praktijk te beschikken over kennis van (internationale), repertoire (cultuurhistorie) en ontwikkelingen in het huidige cultuurlandschap.

 

Delen