Docent/supervisor:        Rex Lobo
Periode, duur:              5 lessen
Studiebelasting:                         Contacturen 7,5 / zelfstudie 120

Bijdrage aan de competenties
1. Creatief vermogen
2. Ambachtelijk vermogen
3. Onderzoekend en reflectief vermogen
4. 5. Vermogen tot ontwikkeling en innovatie
6. Communicatief vermogen
7. Coöperatief vermogen

Korte samenvatting van de inhoud
Het primaire doel van de cursus is het cognitief en artistiek begrijpen van uitgevoerde muziek. In de lessituatie zal de student per oefening geconfronteerd worden met muzikale begeleiding, misschien gestuurd door de docent (denk aan het geven van tempo en maatsoort), maar het muzikale materiaal zal meestal gekozen worden door de begeleider. De leerling moet zich snel kunnen realiseren of die muzikale keuze zal werken en zo nodig instructies doorgeven aan de begeleider. Tijdens alle lessen, maar zeker in het begin, vormt het cognitief luisteren naar muziekvoorbeelden uit het piano-, ballet- en orkestrepertoire de basis van de lesstof. Men onderzoekt wat men hoort om tot theoretische concepten te komen en niet andersom. Het is belangrijk dat de student vervolgens zijn eigen onderzoek kan uitvoeren met de concepten die hij zelf heeft geformuleerd.

  • De traditie en oorsprong van de muzikale begeleider binnen een klassieke begeleiding wordt kort besproken.
  • De student ontwikkelt muzikale kennis om een klassieke balletles en muzikale begeleider goed te kunnen leiden.
  • De cursus sluit nauw aan bij de structuur in de NBA Syllabus en de gegeven muzikale principes zoals beschreven in de Syllabus.
  • Er wordt dieper ingegaan op verschillende maatsoorten en tellen en hoe dit de uitvoering van bepaalde bewegingen beïnvloedt. Er wordt dieper ingegaan op welke muzikale vormen belangrijk kunnen zijn bij het aanleren van een oefening. Denk bijvoorbeeld aan het kiezen van een wals, mazurka of polonaise.
  • Tot slot kijken we naar verschillende muziekstukken uit het balletrepertoire en bepaalde klassieke componisten. Wanneer in de structuur van de syllabus of bijvoorbeeld tijdens presentaties kan het bespreken van repertoire met de muzikale begeleider extra waarde toevoegen aan de lesstof? Wat zijn "best practices" voor een optimale samenwerking met een muzikaal begeleider.

Concrete leerdoelen
De student:

  • Begrijpt de basisprincipes, muzikale termen en principes van muzikale begeleiding bij klassiek ballet.
  • is in staat de muzikale kennis uit deze lessen te koppelen aan de verschillende jaren binnen de Syllabus.
  • is in staat een muzikale begeleider en les met leerlingen op alle niveaus binnen de Syllabus duidelijk aan te sturen en gebruikt hiervoor muzikale termen.
  • heeft inzicht in de verschillende muzikale vormen en keuzes die een docent op verschillende momenten kan maken.
  • kan laten zien hoe verschillende muziekkeuzes de uitvoering van oefeningen kunnen beïnvloeden en kan bewuste keuzes maken binnen een zelfontworpen les.
  • Gebruikte werkvorm(en)
  • In groepen, in 1-op-1 lessen en later tijdens proeflessen met een muzikale begeleider. In samenhang met de NBA Syllabus en Methodiek

Gebruikt studiemateriaal (vakliteratuur, cases, opdrachten, video's, etc.)
o.a. Muzieklexicon door Th. Willemze (Spectrum)

Wijze van beoordelen
Feedback en vooruitsturen tijdens de lespraktijk en gekoppeld aan de Syllabus en Methodiek.

Opmerkingen
De in deze cursus opgedane kennis wordt zo snel mogelijk in de praktijk toegepast en is met name nauw gerelateerd aan de NBA Syllabus en Methodologie.

Beoordelingscriteria
1) 1,2,3,4
2) 7
3) 1,2,3,4,6
4) 1,2,3,4
6) 1,2,3
7) 1,2,3,4

Lesopbouw
1. Het motief

  • De basis: herkennen van het muzikale 'motief', de melodische en ritmische kern waaruit een compositie is opgebouwd.
  • Vraag en antwoord in het muzikale gezegde en daarmee het ontstaan van frasering.
  • De relatie tussen de structuur van frase en adem in de muziek en in de beweging.
  • Vanuit het motief wordt gekeken naar het besef van "puls" van waaruit het tempo wordt bepaald.
  • Via motief, puls en tempo naar het begrip ritme(n).


2. Ritme

  • Begrippen als accenten en tellen en hun relatie tot motief en puls.
  • Eenvoudige ritmes: 2/4, 3/4, 4/4 etc. Samengestelde ritmes: 6/8, 9/8, 12/8
  • Probleemgebieden: wanneer 2/4 en wanneer 4/4. Wanneer 3/4 en wanneer 6/8
  • Upbeat, syncopen
  • Dansritmes: menuet, mazurka, polonaise, wals, czardas enz.
  • Relatie ritme en tempo.

3. Eenvoudig partituur lezen

4. De balletles

  • De muzikale interpretatie van elke oefening in een balletles in relatie tot de syllabus en de verschillende niveaus van de jaargroepen.
  • Keuze van ritme, dubbel of driedubbel, eenvoudig of samengesteld
  • Tempo: hoe langzamer hoe zwaarder het is niet altijd nodig en de rol van puls hierin.
  • Muziekstijlen: wat hoort bij welk niveau. De voor- en nadelen van het barokke, klassieke, romantische en moderne repertoire.

5. Communicatie met de begeleider

  • Overleg voor en na de les
  • Het belang van de inleiding (4 of 2 maten) om tempo en ritme te bepalen.
  • Het oplossen van een te zware of te lichte begeleiding, de relatie tussen wat de rechterhand speelt, melodie, en wat de linkerhand speelt, harmonie. Verschillende mogelijkheden in de baspartij.
  • Specifieke moeilijkheden: sprongen, extra maten voor balans, etc.
  • Wat wel en wat niet te zeggen.
Delen