Naar inhoud
Academie voor Theater en DansAcademie voor Theater en DansAcademie voor Theater en Dans
Academie voor Theater en DansAcademie voor Theater en DansAcademie voor Theater en DansAcademie voor Theater en DansAcademie voor Theater en DansAcademie voor Theater en Dans

Studiegids

2023-2024

De Nationale Balletacademie heeft de zes landelijk onderschreven competenties van het danserprofiel volgens het 'Opleidingsprofiel Dans' overgenomen, maar daarbij de studiekwalificaties geherformuleerd naar haar eigen visie. Vervolgens zijn aan de studiekwalificaties concrete gedragsindicatoren gekoppeld in termen van merkbaar gedrag, zodat beroepseisen, waarnaar in de kwalificaties wordt verwezen, eenvoudig kunnen worden getoetst. Hieronder volgt een overzicht van de competenties (I, II, etc.) en eindkwalificaties (1, 2, etc.) die als leidraad dienen voor de inhoud van het onderwijs aan de Academie voor Theater en Dans (ATD). 

I. Creatieve competentie
De afgestudeerde balletdanser is in staat betekenis te geven aan een choreografisch werk dat aansluit bij de visie van de choreograaf.

De afgestudeerde balletdanser                                           
1. vertaalt ideeën in beweging door middel van (fysieke) interpretatie.                                                                                
2. legt verbanden tussen specialistische kennis en vaardigheden op het gebied van klassieke dans/ballet en zijn performance.
3. kent de praktijk binnen het repertoiregezelschap en vindt daarin zijn weg.
4. bereidt zijn voorstellingen goed voor en handelt naar verwachting voor, tijdens en na de voorstelling.           
5. plaatst zijn werk in een context van de klassieke balletgeschiedenis. 

II. Technische competentie  
De afgestudeerde balletdanser kan zijn/haar fysieke en mentale vaardigheden en kennis op professionele wijze toepassen in zijn/haar werk.

De afgestudeerde balletdanser                                       
1. beschikt over de juiste lichaamsbeheersing en lichaamsbewustzijn, en demonstreert dit door middel van kracht, flexibiliteit, muzikaliteit, uithoudingsvermogen en dynamiek. 
2. beheerst de internationale balletwoordenschat.
3. beheerst de bijbehorende danstechnieken die nodig zijn om een breed scala aan (klassiek) dansrepertoire op hoog niveau uit te voeren.
4. leert nieuwe choreografieën snel en efficiënt.
5. blijft gezond en fit / voorkomt blessures, ook met het oog op de gezondheid op lange termijn
6. is in staat zijn kennis van de geschiedenis van de klassieke dans te reproduceren en toe te passen.

III. Probleemoplossend vermogen 
De afgestudeerde balletdanser is in staat om te gaan met een breed scala aan soms problematische situaties en bij te dragen aan de oplossing.

De afgestudeerde balletdanser:
1. kan presteren onder (grote) druk.
2. kan goed omgaan met veranderingen en aanpassingen in het werkproces of de choreografie.
3. zoekt actief naar manieren om het werkproces soepel te laten verlopen.
4. neemt een constructieve houding aan in uiteenlopende beroepssituaties.
5. handelt in geval van blessures.

IV. Communicatieve competentie 
De afgestudeerde balletdanser kan op een effectieve manier communiceren in de professionele balletcontext.

De afgestudeerde balletdanser:
1. communiceert binnen en buiten de studio en op en rond het podium met collega's, repetitoren, grime- & kostuummedewerkers, theatertechnici, medische staf en management en - indien nodig - met pers en publiek. 
2. communiceert met (toekomstige) werkgevers over de eigen vaardigheden door middel van CV, portfolio, etc.

V. Leer- en ontwikkelcompetenties 
De afgestudeerde balletdanser kan zich voortdurend ontwikkelen als artiest en professional, en zo bijdragen aan elke specifieke productie en aan het professionele balletveld.

De afgestudeerde balletdanser 
1. staat open voor ideeën, verwerft nieuwe kennis, inzichten en vaardigheden om zich te blijven ontwikkelen en zijn vak op hoog niveau uit te oefenen.
2. analyseert zijn eigen prestaties en verbetert deze waar nodig. 
3. geeft en ontvangt feedback van collega's en leidinggevenden en weet deze feedback te gebruiken voor zijn persoonlijke ontwikkeling
4. observeert de prestaties van collega's en leert hiervan
5. weet hoe hij zijn technische vaardigheden kan onderhouden en verbeteren.

VI. Competentie tot samenwerken 
De afgestudeerde balletdanser kan door zijn/haar functie in het proces bijdragen aan de totstandkoming van het betreffende artistieke product of proces.

De afgestudeerde balletdanser:
1. kent de eigen kwaliteiten en identiteit en gebruikt deze effectief binnen samenwerkingsverbanden.
2. werkt samen met collega's, choreografen en repetitoren aan een optimaal resultaat.
3. draagt verantwoordelijkheid in en om de studio/het podium voor de kwaliteit van de eigen performance en die van het ensemble als geheel.
4. geeft constructieve feedback.

 

Delen