Naam docent/begeleider:
Roos van Berkel
Periode, duur:
year 2, Block 1-3, 18 sessions @ 1,5 hours (1 session per week)
Studiebelasting:
18 contact hours + 3 hours of selfstudy
Bijdrage aan de competenties:
1. Creative potential
2. Craftsmanship
3. Investigative and reflective abilities
4. Potential for growth and innovation
5. Entrepreneurial and organisational ability
6. Communicative ability
7. Collaborative ability
Korte samenvatting van de inhoud:
This course aims at providing the students with an embodied understanding of Laban/Bartenieff Movement Analysis as a language for dance and movement. The overarching goal is to promote articulation of body and mind.
After two years of Movement Analysis, the student has learned to use LMA as a toolbox that supports the technical, creative and reflective learning process. He/she makes uses of the framework to support the description of movement from a subjective as well as an objective perspective.
Concrete leerdoelen (zie eind document voor uitgebreide beschrijving leerdoelen):
• deepening the understanding of the elements provided in the first year, and adds on by offering more subcategories to promote nuance and variety.
• Working towards holistic integration of all learned elements in the somatic and choreographic practice of the student, and bridge this integration to communication during creative processes. This serves the various workshops with guest choreographers as well as the creation of duets.
Gebruikte werkvorm(en): exploring, observing (incl. hands-on work), improvising, co-creating, reading, presenting, reflecting (drawing, text and/or audio).
Gebruikt studiemateriaal:
Literature:
• Reader R. van Berkel +
• Chapters from:
1. Studd & Cox: Everybody is a body
2. Bartenieff: Body movement, Coping with the Environment
3. Bainbridge Cohen: Sensing, Feeling and Action Video
• Forsythe’s Improvisation Technologies
• Analysing choreographic signature of choreographers brought forward by students themselves.
Observing:
• Questionnaire for street observation
Wijze van beoordeling
- Oral group presentation with peer and expert feedback
- Written or audio-recorded individual reflection with expert
- Co-creation with peer and expert feedback
Beoordelingscriteria
1. Creative potential: 1.1, 1.3, 1.4
2. Craftsmanship: 2.1
3. Investigative and reflective abilities: 3.1, 3.2
4. Potential for growth and innovation: 4.1, 4.2
5. Entrepreneurial and organisational ability: 5.2
6. Communicative ability: 6.2
7. Collaborative ability: 7.2, 7.3, 7.4
Opmerkingen:
This course contributes to the daily technical classes as well as the module Movement Research and creation solo.
APENDIX: Concrete leerdoelen uitgebreid:
(Caring):
- Nuance en embodiment: student beschouwt het subtiel gebruik van taal als één van de vehikels om ‘embodiment’ te beoefenen.
- Verdiepen: student ziet per beweging of bewegingsfrase steeds meer mogelijkheden.
- Leren van elkaar: student ziet overeenkomsten en verschillen in beweging als mogelijkheid om meer te leren van mede-studenten.
(Foundational Knowledge):
- Identificeren: student gebruikt LMA om verschillende ingrediënten in beweging te benoemen.
- Categoriseren: student gebruikt LMA om deze ingrediënten in overkoepelende categorieën plaatsen.
- Relateren: student kan verschillende ingrediënten aan elkaar verbinden.
(Application):
- Analytisch: student (gebruikt het framework om) beweging mondeling en schriftelijk te beschrijven.
- Creatief: student (gebruikt het framework om) zichzelf en de ander(en) choreografisch uit te dagen.
- Kritisch: student (gebruikt het framework om) subtiele verschillen in beweging aan te wijzen.
(Integration):
- Stijloverstijgend: student herkent de fundamentele elementen in ogenschijnlijk tegenstrijdige dansvormen zoals bijv. ballet en house dance.
- Verbonden met dagelijks leven: student beschouwt dagelijkse beweging en dans minder als ‘separate practices’.
(Learning how to learn):
- Performance: student gebruikt het framework om sneller te begrijpen wat een choreograaf bedoelt.
- (co-)creëren, opzet: student gebruikt het analytisch vermogen om een specifieke choreografische onderzoeksvraag te formuleren
- (co-)creëren, proces: student gebruikt het framework om specifiek bewegingsmateriaal te maken.
(Human Dimension):
- Speelsheid: student kan ontdekkende, associatieve vaardigheden van kind-zijn verbinden aan de danspraktijk.
- Niet-oordelend: student kan de verschillende mogelijkheden van beweging objectief beschouwen.
- Communicatief: student gebruikt taal om de verschillende aspecten van beweging te benoemen en over te dragen.