Didactische visie en werkvormen

Klassiek ballet wordt over het algemeen klassikaal gegeven in de vorm die de student uiteindelijk in de praktijk tegenkomt: lessen en repetities in de studio in groepsverband. Daarnaast zijn er klassikale reflectielessen (zoals Dansgeschiedenis) en studieonderdelen zoals bijles, individuele reflectie (individuele bijles) en evaluatiegesprekken per blok met de Artistiek Leider, de bijlesbegeleider en de docent Klassiek Ballet. 

De techniekvakken in jaar 1 zijn nauw met elkaar verbonden. Klassieke technieklessen vormen de basis voor de beheersing van de klassieke techniek, die voor jongens verder wordt uitgewerkt in de techniekles voor mannen (met nadruk op sprongkracht en draaitechniek) en de Pointeslessen voor meisjes (met nadruk op puntwerk). Kleinere vakken zoals Body Conditioning en Pilates hebben een directe verbinding met en invloed op deze klassieke technieklessen. In deze lessen worden, naast de algemene kennis van de vakken die wordt onderwezen, ook directe verbanden gelegd met de oefeningen die een leerling in de klassieke les doet (bijvoorbeeld aan de barre of een sprong). die de benodigde kracht opbouwt voor de les Mannentechniek en aan de andere kant zorgt voor kracht en coördinatie als voorbereiding op de Pas de Deux lessen. Pas de Deux lessen zijn technieklessen waarin studenten de basistechnieken van partnerwerk onder de knie krijgen. Uiteindelijk is dit alles een voorbereiding op repertoirelessen waarin vaak partnerwerk vereist is.

Karakterlessen en moderne lessen voegen andere elementen, andere muzikaliteit en andere inzichten toe aan de bovenstaande lessen in de vorm van de les, waardoor studenten inzicht krijgen in de verschillende manieren waarop ze hun klassieke ballettechniek kunnen toepassen. Muziektheorielessen en Dansreflectielessen geven ook een inzicht dat direct gerelateerd is aan de bovengenoemde klassieke technische vakken. In klassikale gesprekken worden verbanden gelegd met deze lessen, maar ook met een voorstellingsbezoek, eigen werk uit de Choreografie Workshop of een repertoirestuk dat wordt ingestudeerd. Op deze manier krijgt de student de kans om het repertoirestuk in een bredere context te zien, de maatschappelijke relevantie ervan te bespreken en te evalueren en te begrijpen hoe zijn of haar eigen technische vaardigheden erop kunnen worden toegepast.

In de lessen Dansgeschiedenis/Reflectie wordt gebruik gemaakt van groepsdiscussies over verschillende vormen van samenwerking in gezelschappen, repertoire, de ontwikkeling van klassiek ballet als kunstvorm vandaag de dag, en worden studenten uitgenodigd om hier hun eigen mening over te vormen. Daarnaast wordt de student uitgenodigd om met name door middel van presentaties en individuele gesprekken een eigen mening te vormen over zijn of haar eigen kunnen en dit te plaatsen binnen het vakgebied. 
 
In jaar 2 maakt de student geleidelijk de overstap naar het werkveld en de beroepswereld. De lessen zijn zo ingedeeld dat ze de realiteit van een repetitiedag in een balletgezelschap weerspiegelen, met veel nadruk op repertoire. Er wordt verwacht dat de student de verbanden die hij in het eerste jaar heeft geleerd, nu dagelijks kan toepassen. 
 
Voorbereiding op audities is een belangrijk onderdeel van jaar 2. Dit wordt zowel individueel als klassikaal gedaan. Dit gebeurt zowel individueel als klassikaal in bijvoorbeeld de lessen Studiebegeleiding, maar ook in de Sololessen en Forsythe techniek Workshop. In de laatste twee genoemde lessen bereidt de student een klassieke variatie voor op een auditie en maakt hij of zij een eigen moderne solo. Beide solo's worden gefilmd voor auditievideo's in de Auditie Voorbereidingsles onder begeleiding van een docent en verder uitgewerkt zodat de student is voorbereid op wat er van het veld wordt verwacht.

Tegelijkertijd wordt er in jaar 2 veel aandacht besteed aan podiumervaring
De studenten nemen ook deel aan voorstellingen van Het Nationale Ballet of lopen een korte stage bij een ander gezelschap. 
Veel aandacht wordt besteed aan de individuele bespreking (vaak aan de hand van schriftelijke verslagen) van de praktijkkennis en stage-ervaring van de student, met als doel de uiteindelijke positie in het werkveld van elke individuele student te bepalen.
 
Voor jaar 1 en 2 staat blok 5 in het teken van de Eindvoorstelling. Door gebruik te maken van dezelfde methode van repertoire instuderen als grote balletgezelschappen krijgt de student een ervaring die het werkveld weerspiegelt.
Deze ervaring wordt altijd individueel geëvalueerd en sluit aan bij alle elementen die in het jaar zijn geleerd.

Delen