Stages nemen binnen de opleiding een belangrijke plaats in; kennismaking met de dagelijkse praktijk en oefening als docent en dansmaker zijn immers van essentieel belang voor het totale leerproces. Je kunt alleen een persoonlijke stijl van overdracht ontwikkelen als je in de praktijk aan de slag gaat. Stages lopen daarom als een rode draad door de hele opleiding heen. De opbouw van de praktische oefening als docent en dansmaker begint tijdens het eerste studiejaar en neemt in intensiteit toe tijdens de afstudeerfase. Je oefent als docent en dansmaker in interne en externe stages in het eerste en tweede leerjaar en tijdens externe stages in het derde leerjaar en de afstudeerfase. Interne stages zijn stages binnen de opleiding en bieden de student een beschermde leeromgeving, externe stages zijn stages in de beroepspraktijk. 

 
De theorie dient ter ondersteuning van de ontwikkeling van verschillende danspedagogische en didactische vaardigheden en is gerelateerd aan de te behalen leeruitkomsten van een stage-opdracht. Je ontwikkelt geleidelijk een samenhangende dansdidactiek en bekwaamt je in het omgaan met verschillende doelgroepen, het formuleren van lesdoelen, het kiezen van werkvormen, het schrijven van een plan van aanpak, het voorbereiden, ontwerpen, het geven en evalueren van lessen, en het maken van presentaties en voorstellingen. 

Een belangrijk uitgangspunt bij de inrichting van de stages is de variatie in stageleerervaringen. Het doel is dat je alle aspecten van het docent- en dansmakerschap leert kennen en leert werken met verschillende leeftijdsgroepen in verschillende beroepscontexten: (dans)onderwijs, community arts en de podiumkunsten. 
 

Delen