Een syllabus met een synthese van Franse, Engelse en Russische technieken wordt gebruikt als basis voor het curriculum. Een aantal belangrijke internationale centra voor de klassieke danstraditie die naast Rusland ook Frankrijk, de Verenigde Staten en Engeland omvatten, dienen als oriëntatiepunt voor het studieprogramma. Er wordt gestreefd naar openheid en het bevorderen van uitwisseling; de huidige trends vereisen dat een klassieke danser een brede opleiding heeft genoten. Een belangrijke inspiratiebron is het neoklassieke repertoire, van Balanchine tot Forsythe, met zijn tempo en complexe muzikaliteit. Dit komt tot uiting in de lessen en het repertoire van de schoolvoorstellingen.
Het steeds groter en divers wordende repertoire van Het Nationale Ballet vormt het uitgangspunt voor inspiratie voor zowel docenten als studenten en legt de lat voor wat er tegenwoordig van een klassieke danser wordt verlangd. De Nationale Balletacademie wil dansers opleiden die een zuivere technische basis hebben van waaruit ze elke stijl aankunnen.
Ter voorbereiding op hun werk met hedendaagse choreografen volgen studenten improvisatielessen en werken ze samen met gastchoreografen. Tijdens de improvisatielessen leren ze zelfstandig onderzoek te doen naar bewegingsmateriaal, beslissen ze over frasering en werken ze samen met anderen in de ruimte. Tijdens de lessen moderne techniek en repertoire doen ze ervaring op in het werken met hedendaags bewegingsvocabulaire.
Naast technisch meesterschap zijn mentale ontwikkeling, het ontwikkelen van uitdrukkingskracht en een individuele (theater)persoonlijkheid, even belangrijke aspecten van het danskunstenaarschap. Bij de keuze van het repertoire wordt rekening gehouden met de ontwikkeling van deze kwaliteiten. Het doel voor een danser is om een zodanige mate van technische vaardigheid en artistiek inzicht te bereiken dat hij/zij de vrijheid van expressie en presentatie op het podium kan bereiken. Het bekijken van uitgevoerd repertoire en het ervaren van hoe het te dansen, is zeer belangrijk.
6 competenties dienen als leidraad voor de inhoud van het onderwijs en de beoordeling ervan. Dat zijn:
1. Creatief vermogen
2. Technisch vermogen
3. Probleemoplossende vermogen
4. Communicatief vermogen
5. Leer- en ontwikkelvermogen
6. Samenwerkend vermogen