De Nationale Balletacademie heeft voor de Associate Degree Klassiek Ballet zes van de de zeven landelijke onderschreven competenties van het dansprofiel volgens het 'Opleidingsprofiel Dans' overgenomen, maar heeft daarbij de studiekwalificaties volgens haar eigen visie geherformuleerd. Vervolgens zijn er concrete gedragsindicatoren gekoppeld aan de studiekwalificaties in termen van merkbaar gedrag, zodat de in de kwalificaties genoemde beroepseisen eenvoudig kunnen worden beoordeeld. Hieronder volgt een overzicht van de competenties (I, II, etc.) en eindkwalificaties (1, 2, etc.) die als leidraad dienen voor de inhoud van het onderwijs aan de Academie voor Theater en Dans (ATD).

I. Creatief vermogen
De afgestudeerde is in staat om betekenis te geven aan choreografisch werk dat overeenkomt met de visie van de choreograaf.

De afgestudeerde balletdanser                                          

1. vertaalt ideeën in beweging door middel van (fysieke) interpretatie.                                                                               

2. legt verbanden tussen specialistische kennis en vaardigheden op het gebied van klassieke dans/ballet en zijn optreden.

3. is bekend met de praktijk binnen het repertoiregezelschap en vindt daarbinnen zijn weg.

4. bereidt zijn optredens goed voor en handelt zoals verwacht voor, tijdens en na het optreden.          

5. plaatst zijn werk in een context van de klassieke balletgeschiedenis.

 

II. Technisch vermogen 

De afgestudeerde balletdanser kan zijn/haar fysieke en mentale vaardigheden en kennis op een professionele manier toepassen in zijn/haar werk.

De afgestudeerde balletdanser                                      

1. beschikt over de juiste lichaamscontrole en lichaamsbewustzijn en toont dit aan door middel van kracht, flexibiliteit, muzikaliteit, uithoudingsvermogen en dynamiek.

2. beheerst het internationale balletvocabulaire.

3. beheerst de bijbehorende danstechnieken die nodig zijn om een breed scala aan (klassiek) dansrepertoire op hoog niveau uit te voeren.

4. leert snel en efficiënt nieuwe choreografieën aan.

5. blijft gezond en fit / voorkomt blessures, ook met het oog op de gezondheid op lange termijn.

6. is in staat zijn kennis van de geschiedenis van de klassieke dans te reproduceren en toe te passen.

III. Probleemoplossend vermogen

De afgestudeerde balletdanser is in staat om een breed scala aan soms problematische situaties aan te pakken en bij te dragen aan de oplossing.

De afgestudeerde balletdanser:

1. kan presteren onder (grote) druk.

2. kan goed omgaan met veranderingen en aanpassingen in het werkproces of de choreografie.

3. zoekt actief naar manieren om het werkproces soepel te laten verlopen.

4. neemt een constructieve houding aan in verschillende beroepssituaties.

5. handelt in geval van blessures.

IV. Communicatief vermogen

De afgestudeerde balletdanser kan op een effectieve manier functioneren in de professionele balletcontext.

De afgestudeerde balletdanser:

1. communiceert binnen en buiten de studio en op en rond het podium met collega's, repetitoren, grime & costume medewerkers, theatertechnici, medisch personeel en directie en - indien nodig - met pers en publiek.

2. communiceert met (toekomstige) werkgevers over hun eigen vaardigheden door middel van CV, portfolio, etc.

V. Vermogen om te groeien en zich te ontwikkelen

De afgestudeerde balletdanser kan zich als artiest en professional voortdurend ontwikkelen en zo bijdragen aan elke specifieke productie en aan het professionele balletveld.

De afgestudeerde balletdanser:

1. staat open voor ideeën, verwerft nieuwe kennis, inzichten en vaardigheden om zich verder te ontwikkelen en zijn beroep op hoog niveau uit te oefenen.

2. analyseert zijn eigen prestaties en verbetert deze waar nodig.

3. geeft en ontvangt feedback van collega's en managers en weet deze feedback te gebruiken voor zijn persoonlijke ontwikkeling

4. observeert de prestaties van collega's en leert ervan

5. weet hoe hij zijn technische vaardigheden moet onderhouden en verbeteren.

VI. Vermogen tot samenwerken

De afgestudeerde balletdanser kan door zijn of haar functie in het proces bijdragen aan de realisatie van het betreffende artistieke product of proces.

De afgestudeerde balletdanser:

1. kent zijn of haar eigen kwaliteiten en identiteit en maakt daar effectief gebruik van binnen samenwerkingsverbanden.

2. werkt samen met collega's, choreografen en repetitoren om tot een optimaal resultaat te komen.

3. draagt verantwoordelijkheid in en rond de studio/het podium voor de kwaliteit van zijn eigen optreden en dat van het ensemble als geheel.

4. geeft constructieve feedback.

Delen