Voertaal
Het onderwijs wordt gegeven in het Nederlands. Buitenlandse studenten worden geacht om bij aanvang van de studie op zijn minst basaal Nederlands te kunnen spreken. Beheersing van de Nederlandse taal is onmisbaar voor het adequaat functioneren als dansdocent in het binnen- en buitenschoolse werkveld en tijdens de vele stages die studenten tijdens hun opleiding lopen.
Indeling van het studiejaar
Het studiejaar omvat 40 weken. Gedurende deze 40 weken wordt gewerkt volgens een vast rooster. Per studiejaar wordt een jaarplanning gemaakt. Hierin zijn onder andere data van presentaties en voorstellingen opgenomen. De danstraining vindt grotendeels plaats in het ochtendprogramma. De pedagogische, didactische, theoretische en choreografische ontwikkeling vinden grotendeels plaats in het middagprogramma. Ieder semester kent één of meerdere periode lespraktijk van drie tot tien weken. Daarnaast is er ieder semester een module dansmaken en wordt er gewerkt aan verschillende presentaties of voorstellingen: tijdens het eerste semester aan de voorstelling door de verschillende jaargroepen in het Danstheater en tijdens het tweede semester aan de 'eigen werk' voorstellingen.
De eerste twee weken van het schooljaar volgen de studenten een speciaal programma. In de startweek volgen de eerstejaars een speciaal kennismakingsprogramma / intrainweek. De hogerejaars bereiden zich dan vast voor op het begin van het schooljaar. Tijdens de tweede week werken alle jaargroepen gezamenlijk aan een project onder leiding van de vierdejaars studenten.
Gedurende de laatste weken van het schooljaar is er aandacht voor het Internationaal Theaterschoolfestival (ITS). Het schooljaar wordt afesloten met een zogenaamde aftrainweek.
Studielast
De studielast van het programma is gemiddeld 40 uur per week. Deze studielast bestaat enerzijds uit contacturen, waarin de student deelneemt aan lessen, en anderzijds uit daaraan verbonden zelfstudie uren, waarin de student zelfstandig studeert. Tijdens het maken van de jaarplanning wordt getracht de studielast zo evenwichtig mogelijk over het jaar te verdelen. Met name tijdens voorstellingsperiodes en lespraktijken kan de studielast tijdelijk groter zijn. Gedurende het stagejaar is de studielast bovendien afhankelijk van het stageprogramma.
Groepsgrootte
Bij alle lessen wordt in principe een groepsgrootte gehanteerd van plusminus 20 studenten. Bij enkele gastlessen of ondersteunende vakken kunnen maximaal 30 studenten de les volgen. De reden hiervoor is dat in het kunstvakonderwijs de student in de gelegenheid gesteld moet worden zich individueel te ontwikkelen. Een dergelijke ontwikkeling kan alleen adequaat worden begeleid wanneer de groepen niet te groot zijn en de docent elk individu aandacht kan geven.
Contacturen
In een beroepsopleiding is het gewenst dat de studenten tijdens de studie steeds zelfstandiger gaat werken. Hoewel de studielast gelijk blijft, verandert de verhouding tussen het aantal contacturen en het aantal zelfstudie uren. De contacturen worden gaandeweg de opleiding minder, het aantal zelfstudie uren neemt toe.
Zelfstudie
Van de dansstudent wordt nieuwsgierigheid, eigen initiatief en een onderzoekende houding verwacht. Er wordt vanuit gegaan dat hij zelfstandig kennis en vaardigheden verwerft door bestudering van de stof, het schrijven van verslagen, het doen van onderzoek en het beschrijven van de resultaten daarvan, en het maken van voorstellingen. Hij doet hiervan verslag in een portfolio en tijdens een jaarlijkse presentatie. De student wordt gedurende het hele studiejaar gestimuleerd de (zelf)studie bij te houden, zodat er zo min mogelijk werkpieken ontstaan.
Samenwerkingsverbanden
Er is structureel overleg tussen de dansopleidingen van de Academie voor Theater en Dans. Naast de opleiding Docent Dans zijn dat de opleidingen Moderne theaterdans, de Nationale Balletacademie, Urban Contemporary (JMD) en de School voor Nieuwe Dansontwikkeling. Alle opleidingen binnen de sector Dans hanteren een gemeenschappelijke visie op dansonderwijs en werken met een geïntegreerde jaarplanning.