De inrichting van het onderwijs is o.a. gebaseerd op twee uitgangspunten:
a. de vitale ruimte (naar Castelijns, Koster & Vermeulen, 2009)
b. de procesopvatting van sociaal-ontwerpend leren (SOL-model, Oosterhuis 2010)
We hebben in de inrichting van het onderwijs bovenstaande uitgangspunten als basis genomen. De vitale ruimte wordt gerealiseerd door de afwisseling in het curriculum van de 4 genoemde krachtenvelden. Daarnaast is sociaal-constructivistisme een andere belangrijke pijler:
“Het sociaal constructivisme is een stroming die het leerproces ziet als een actief proces van kennisverwerving, waarbij de kennis ontstaat en gedeeld wordt met anderen. Een van de principes is dat leren een proces is van kennis construeren. Daarbij bouwt de leerkracht verder op de aanwezige kennis. Het leren vindt steeds meer onder de eigen verantwoordelijkheid van de leerling plaats. Het is van belang om te leren in de context. Hierbij is een rijke leeromgeving onmisbaar.”
Het uitgangspunt van de inrichting van het onderwijs is om cyclisch te werken: leerprocessen worden gegenereerd vanuit een kern, aanvullende nieuwsgierigheid en onderzoek kleeft aan deze draaiwinden vanuit de kernvraag die door de student is verwoord. Studenten hebben individuele leerwegen en starten bij eigen leervragen. We hanteren zo min mogelijk het leerstof-jaarklas systeem om studenten zo veel mogelijk hun eigen ontwikkelpotentie te kunnen laten realiseren. Het referentiekader van leren voor de UC (JMD) opleiding omvat 29 leer- en ontwikkelingslijnen.
De begeleiding van de studenten is een belangrijke factor in de opleiding. De rollen van docenten zijn verschillend: ze zijn vakman of vakvrouw vanuit het werkveld, coach bij de studentenprojecten (de prestaties), mentor vanuit hun mens zijn en/of individuele begeleider van het leerproces van een student, dit noemen we tutor schap ofwel je bent de tutor van een student. Elke student heeft zo’n persoonlijke begeleider.