Toetsing in het kunstonderwijs vindt voor een belangrijk deel permanent plaats op basis van evaluatie en feedback. Het is een resultaat van een genuanceerd proces gericht op het artistieke leerproces dat jij als student doorloopt. Hierbinnen wisselen perioden van groei en ontwikkeling zich af met perioden van reflectie en verwerking.
Afhankelijk van de werkvorm vindt toetsing op diverse manieren plaats. Bij de meeste opleidingen wordt niet of nauwelijks schriftelijk getoetst maar wordt vooral jouw ontwikkeling beoordeeld.
In bepaalde technische en theoretische vakken liggen leren, oefenen, trainen en toetsen dicht bij elkaar. Het uitvoeren van (schriftelijke) opdrachten, het geven van presentaties of het schrijven van papers liggen dan als toetsvorm voor de hand.
In veel andere vakken, wordt gewerkt aan presentaties en voorstellingen en vindt beoordeling plaats via observaties en analyse van de ontwikkeling die je hebt doorgemaakt. Het repetitieproces naar een voorstelling of presentatie is een periode van trainen, leren, spelen/dansen, improviseren en repeteren waarbij de docent de student intensief begeleid en voortdurend feedback geeft. Je krijgt feedback op wat je doet en hoe je iets doet. De aanwijzingen die daaruit voortkomen richten zich op hoe je het ook anders of beter zou kunnen doen. Op die manier leer je al doende, in de praktijk van het maakproces. Op de vloer komt alles samen. Door de permanente feedback die je krijgt wordt je beoordeeld maar deze zet ook aan tot leren en het verder onderzoeken van je mogelijkheden.